Wie betaalt er hoeveel vennootschapsbijdrage in 2014?

De vennootschapsbijdrage 2014 blijft ongewijzigd ten opzichte van 2013. Het grensbedrag om het onderscheid tussen grote en kleine vennootschappen te bepalen, werd geïndexeerd. De vennootschapsbijdrage moet in principe uiterlijk op 30 juni 2014 worden betaald. Beginnende personenvennootschappen, vennootschappen in financiële problemen en vennootschappen die bewijzen dat ze gedurende het volledige kalenderjaar geen handels- of burgerlijke activiteit hebben uitgeoefend, kunnen worden vrijgesteld.

Wie wel, wie niet?

De jaarlijkse vennootschapsbijdrage is een forfaitair bedrag om het socialezekerheidsstelsel van de zelfstandigen te financieren. Alle vennootschappen onderworpen aan de Belgische vennootschapsbelasting of de belasting der niet-verblijfhouders moeten binnen de drie maanden na de neerlegging van hun oprichtingsakte aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds en een “jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen voor het sociaal statuut van de zelfstandigen” of een “vennootschapsbijdrage” betalen.
Vzw's, feitelijke verenigingen en burgerlijke vennootschappen die geen handelsvorm hebben aangenomen, zijn vrijgesteld.

Bijdragejaar 2014

De vennootschapsbijdrage hangt af van het balanstotaal van het voorlaatste afgesloten boekjaar van de vennootschap. Onder balanstotaal verstaat men de totale boekwaarde van de activa van de betreffende vennootschap. Het totaal van de activa is terug te vinden in de rubriek 20/58 van de jaarrekening (VKT2 voor het verkorte schema en VOL2 voor het volledige schema).

Vennootschappen leggen hun jaarrekening neer bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België (NBB). Op basis van die gegevens wordt bepaald welke vennootschappen de lage of de hoge bijdrage zijn verschuldigd. Sinds 2004 zijn er twee forfaitaire bijdragen. U betaalt in 2014:

347,50 euro als uw vennootschap in het voorlaatste afgesloten boekjaar (dus in 2012) een balanstotaal had dat kleiner of gelijk was dan 646.787,86 euro (voordien: 641.556,65 euro) of

868,00 euro als uw vennootschap in het voorlaatste afgesloten boekjaar (dus in 2012) een balanstotaal had van meer dan 646.787,86 euro (voordien: 641.556,65 euro).

Pas opgerichte vennootschappen hebben geen voorlaatste afgesloten boekjaar waarop de bijdrage kan worden gebaseerd. Zij betalen de lage bijdrage van 347,50 euro.
Als uw vennootschap in de loop van een jaar wordt opgericht, moet voor dat jaar de volledige vennootschapsbijdrage worden betaald. De vennootschapsbijdrage is ondeelbaar.

In principe betaling vóór 1 juli van het bijdragejaar

De vennootschapsbijdrage moet in principe worden betaald vóór 1 juli van het bijdragejaar. Vennootschappen die hun rechtspersoonlijkheid pas na 1 april hebben verkregen, moeten betalen tegen het einde van de derde maand die volgt op de datum waarop ze hun rechtspersoonlijkheid hebben verkregen. Bijvoorbeeld uw vennootschap krijgt rechtspersoonlijkheid op 19 mei, dan betaalt u tegen 31 augustus.

Een verhoging van 1% per maand vertraging wordt aangerekend aan vennootschappen die hun bijdrage niet tijdig betalen. Bij overmacht of in andere 'behartigenswaardige gevallen' kan de vennootschap de kwijtschelding van die verhoging bij haar sociaal verzekeringsfonds aanvragen. Het fonds bezorgt de aanvraag aan het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ).

Werkende vennoten, bestuurders of zaakvoerders zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van bijdragen, verhogingen en kosten. De verhogingen zijn ambtshalve en zonder ingebrekestelling verschuldigd.

Vrijstelling van betaling van de vennootschapsbijdrage

Beginnende personenvennootschappen die de nodige bewijsstukken overmaken aan hun sociaal verzekeringsfonds, kunnen een tijdelijke vrijstelling van betaling van de vennootschapsbijdrage bekomen. De tijdelijke vrijstelling geldt voor de eerste drie jaar vanaf de verwerving van de rechtspersoonlijkheid (door neerlegging van de oprichtingsakte op de griffie van de rechtbank van koophandel). Het gaat om personenvennootschappen d.w.z. alle vennootschappen behalve de kapitaalsvennootschappen zoals de naamloze vennootschappen (NV) en de commanditaire vennootschappen op aandelen (Comm. VA). De vennootschap moet zijn ingeschreven als handelsonderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Burgerlijke vennootschappen (artsen en andere vrije beroepen) kunnen geen vrijstelling genieten. Bovendien mogen de zaakvoerder(s) en de meerderheid van de werkende vennoten die geen zaakvoerder zijn, niet meer dan drie jaar zelfstandig zijn geweest in een periode van tien jaar voor het tijdstip waarop de vennootschap rechtspersoonlijkheid krijgt.
De vrijstelling wordt per jaar beoordeeld. De voorwaarden moeten ieder jaar opnieuw zijn vervuld.

Vennootschappen in financiële problemen, nl. 1. vennootschappen die bij vonnis van de rechtbank van koophandel failliet zijn verklaard, 2. vennootschappen in een gerechtelijke reorganisatie en 3. vennootschappen in vereffening waarvan het uittreksel uit de vereffeningsakte werd gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, kunnen een permanente vrijstelling bekomen.

Ook vennootschappen die bewijzen dat ze gedurende het volledige kalenderjaar geen enkele handels- of burgerlijke activiteit hebben uitgeoefend, kunnen worden vrijgesteld. Ze hebben een “attest van non-activiteit” nodig van de administratie der directe belastingen (departement vennootschappen). Die non-activiteit wordt beoordeeld aan de hand van objectieve criteria eigen aan ieder geval. Het criterium dat de minister van Financiën geeft bij wijze van voorbeeld, namelijk de nulomzet, laat toe de afwezigheid van commerciële activiteit van een vennootschap vast te stellen maar er zijn ook andere elementen. Bijvoorbeeld het voortbestaan van activa op de balans (materiële vaste activa, aandelen of deelnemingen, voorraden, openstaande vordering op zaakvoerder, enz.) of de boeking van exploitatiekosten (telefoon-, auto-, verplaatsingskosten) in de resultatenrekening.
Bij vennootschappen die in de loop van het jaar zijn opgericht en waarvan het eerste belastbaar tijdperk meer dan een kalenderjaar bedraagt, moet geen attest van non-activiteit worden afgeleverd voor het (kalender)jaar van de oprichting.