Model jaarrekening: gevolgen van de groottecriteria voor vennootschappen

De tarieven voor de neerlegging van de jaarrekening voor 2018 zijn bekend. Of uw onderneming haar jaarrekening volgens het micromodel, het verkort model of het volledig model moet neerleggen, hangt af van bepaalde groottecriteria en van het feit of de onderneming al dan niet beursgenoteerd is. Kent u de groottecriteria van buiten? Een opfrissing.

Sinds de omzetting van de Boekhoudrichtlijn 2013/34/EU in het Wetboek van Vennootschappen onderscheiden we drie categorieën van vennootschappen. De omvangcriteria of groottecriteria bepalen het type van schema dat een vennootschap mag of moet gebruiken bij het bekendmaken van de jaarrekening.

Microvennootschap

Een microvennootschap is een kleine onderneming met rechtspersoonlijkheid die noch moeder, noch filiaal (dochtervennootschap) is en op het einde van het boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijdt:

jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10;

jaaromzet (excl. btw): 700.000 euro;

balanstotaal: 350.000 euro.

Stel dat meer dan één van deze criteria wordt overschreden of niet meer wordt overschreden, dan zal dit slechts gevolgen hebben wanneer dit zich gedurende twee achtereenvolgende boekjaren voordoet. De gevolgen gaan in vanaf het boekjaar dat volgt op het boekjaar gedurende hetwelk meer dan één van de criteria voor de tweede keer werd of niet meer werd overschreden. Dus, een kleine, niet-beursgenoteerde onderneming die gedurende twee opeenvolgende boekjaren aan de criteria van een microvennootschap beantwoordt, mag een micromodel gebruiken voor het opmaken en neerleggen van haar jaarrekening. Microvennootschappen die personeel tewerkstellen, moeten het verkort schema van sociale balans gebruiken.

Kleine vennootschap

Een kleine onderneming overschrijdt op balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende limieten:

jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;

jaaromzet (excl. btw): 9.000.000 euro;

balanstotaal: 4.500.000 euro.

Een niet-beursgenoteerde onderneming die gedurende twee opeenvolgende boekjaren klein is, mag het verkort model gebruiken voor het opmaken en neerleggen van hun jaarrekening. Voorbeeld: een vennootschap is 'klein' in jaar 1. Pas nadat bijvoorbeeld in jaar 4 én in jaar 5 meer dan één criterium werd overschreden, wordt de vennootschap 'groot' voor de jaren 6 en 7. Idem dito voor de stap van microvennootschap naar kleine vennootschap, en omgekeerd.
Ook kleine vennootschappen met personeel moeten het verkort schema van sociale balans gebruiken.

Grote vennootschap

Een onderneming is 'groot' als zij, op datum van het laatst afgesloten boekjaar, meer dan één van de volgende limieten overschrijdt:

jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;

jaaromzet (excl. btw): 9.000.000 euro;

balanstotaal: 4.500.000 euro.

Een onderneming die gedurende twee opeenvolgende boekjaren groot is of beursgenoteerd, moet het volledig model gebruiken voor het opmaken en neerleggen van haar jaarrekening en, in voorkomend geval, het volledig schema van sociale balans. Deze vennootschappen moeten ook een jaarverslag opstellen.

Boekjaar korter of langer dan 12 maanden?

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) verduidelijkt intussen in diverse adviezen hoe de omvangcriteria moeten worden berekend. Advies 2017/03 in het bijzonder gaat over de beoordeling van de groottecriteria wanneer het boekjaar een duur heeft van minder of van meer dan 12 maanden. Wanneer het boekjaar uitzonderlijk korter of langer duurt dan 12 maanden, waarbij deze duur niet langer kan zijn dan 24 maanden min één kalenderdag, dan wordt het bedrag van de omzet exclusief de btw, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer 12 is en de teller het aantal maanden van het betrokken boekjaar, waarbij elke begonnen maand voor een volle maand wordt geteld (art. 15, § 4 en 15/1, § 4 W.Venn.).

De CBN vindt dat in casu het aantal maanden dat in de teller moet worden vermeld het aantal maanden is dat het betrokken boekjaar bestrijkt. Hierbij moet elke begonnen maand voor een volle maand worden geteld. De berekening van het aantal maanden dat een boekjaar bestrijkt wanneer het boekjaar langer of korter is dan 12 maanden, wordt -bij afwezigheid van een andersluidende bepaling in het Wetboek van Vennootschappen- berekend in functie van het aantal effectief verstreken maanden en dus niet volgens het aantal kalendermaanden die een dag bevatten van het boekjaar.

Voorbeelden

Een vennootschap voert haar boekhouding van 15/1/N tot 14/1/N+1 en heeft bijgevolg een boekjaar van twaalf maanden. De teller in de breuk bedraagt 12.

Een vennootschap die haar jaarrekening in principe afsluit op 20 december, heeft haar boekjaar uitzonderlijk verlengd tot 15 februari. Het boekjaar loopt aldus van 21/12/N tot 15/2/N+2. Dit boekjaar telt dus 13 maanden en 26 dagen. De teller in de breuk bedraagt aldus 14 (effectief verstreken maanden) en niet 15 (kalendermaanden die een dag bevatten van het boekjaar).