Managementvennootschappen en de fiscus

Bent u bestuurder? Doet u dat dan in eigen persoon of via een vennootschap? De fiscus houdt niet zo van managementvennootschappen en als het tot een rechtszaak komt, zijn rechters blijkbaar ook niet zo’n fans. Maar het Hof van Cassatie heeft onlangs toch een grens getrokken aan dat wantrouwen.

Waarom een managementvennootschap?

Het gebeurt wel vaker: mijnheer X is bestuurder in de exploitatievennootschap A. Op een zomerse dag besluit X om zijn functie voortaan via een managementvennootschap uit te oefenen. In de praktijk verandert er niet veel voor de vennootschap A. De managementvennootschap is nu bestuurder, maar X zit nog steeds in de raad van bestuur. Hij is weliswaar geen bestuurder meer, maar hij zit er nu als vaste vertegenwoordiger van de managementvennootschap.

Waarom zou u dan doen? Onder de oude vennootschappenwet was dit een manier om voor uzelf uw aansprakelijkheid wat in te perken. Maar in de meeste gevallen was, en is nog steeds, fiscaliteit de voornaamste reden om een managementvennootschap in te schakelen. Er is immers een groot verschil tussen de belastingtarieven in de personenbelasting (50% vanaf pakweg 40.000 euro) en in de vennootschapsbelasting (20% op de eerste schijf van 100.00 euro en daarboven 29,58% - vanaf 2020 zelfs maar 25%). Let op: er spelen nog heel wat andere elementen mee in deze keuze, maar u begrijpt dat het tariefverschil een erg belangrijke rol speelt.

De fiscus houdt er niet van

De fiscus houdt niet van managementvennootschappen. En daar zijn twee redenen voor.
In eerste instantie omdat managementvennootschappen niet altijd “inhoud” hebben. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de managementvennootschap enkel maar dient om de winst van de exploitatievennootschap wat af te romen. Dat kan heel eenvoudig door de managementvennootschap diensten te laten factureren. Vroeger, met de oplopende KMO-tarieven was dat belangrijker dan nu, maar feit is wel dat - als alle voorwaarden voldaan zijn - een KMO belast wordt aan 20% op de eerste schijf van 100.000 euro. Daarboven wordt het 29,58% en vanaf 2020 nog 25%. Door 100.000 euro van de exploitatievennootschap naar de managementvennootschap te verschuiven, bespaart u dus (vanaf 2020) nog altijd 5.000 euro.

In de praktijk zal de fiscus deze praktijk tackelen door aan te tonen dat de managementvennootschap geen echte diensten verleent of dat de facturen niet met de realiteit overeenkomen. De kosten worden dus simpelweg verworpen.

Een andere reden voor de houding van de fiscus is dat er in de praktijk weinig verschil is tussen de situatie waarbij X als bestuurder van de exploitatievennootschap handelt en X die handelt als vaste vertegenwoordiger van de managementvennootschap die bestuurder is in de exploitatievennootschap. In beide gevallen is het X die de documenten tekent, en het dagelijks bestuur in handen heeft.

Rechtbanken en hoven houden er ook niet van

We moeten vaststellen dat rechtbanken en hoven heel vaak de kant van de fiscus kiezen. Als blijkt dat de managementvennootschap geen personeel heeft, of als er geen andere activiteiten zijn dan de activiteit die de bestuurder al deed toen hij nog bestuurder was in de exploitatievennootschap, dan krijgt u het moeilijk als belastingplichtige. U moet immers aantonen dat de managementvergoeding (die u in de exploitatievennootschap wil aftrekken) overeenkomt met diensten die echt werden geleverd.

Wie de dienst verricht is zonder belang

Maar wat als de fiscus de realiteit van de diensten niet betwist maar enkel een probleem heeft met de persoon die de diensten verricht?

Adviseurs zullen u aanraden om - in geval van een managementvennootschap - goed duidelijk te maken dat u handelt als vertegenwoordiger van de managementvennootschap en niet als bestuurder van de exploitatievennootschap. Het lijkt misschien evident maar er wordt sneller tegen gezondigd dan u zou vermoeden en het is een cruciaal element voor de fiscus om aan te tonen dat heel die affaire met die managementvennootschap geen grond van realiteit heeft.

Maar het Hof van Cassatie heeft hier recent de fiscus toch wat teruggefloten. De fiscus had de aftrek van de managementvergoeding verworpen, louter en alleen op basis van het feit dat de belastingplichtigen (ex-bestuurders van de vennootschap die hun activiteit in een managementvennootschap hadden gestoken) niet konden aantonen dat de prestaties werden uitgevoerd namens de managementvennootschap zelf. De documenten bevatten slechts de naam en handtekening van de natuurlijke personen bij de exploitatievennootschap. Maar voor de fiscus was het niet duidelijk dat deze natuurlijke personen handelden als bestuurders van de exploitatievennootschap, dan wel als vertegenwoordiger van de managementvennootschap.

Volgens het Hof van Cassatie is dat eigenlijk niet van belang. Om aftrekbaar te zijn is het enige wat telt dat er effectief een prestatie werd geleverd. Het feit dat de managementvergoeding al dan niet wordt uitbetaald aan degene die de prestatie heeft verricht is zonder belang voor de aftrek van de kost.

Groen licht voor managementvennootschappen?

Dat mag u uit dit arrest van het Hof van Cassatie niet afleiden. In de meeste gevallen betwist de fiscus de realiteit van de prestaties. En dat is wel voldoende om de aftrek van de vergoedingen te verwerpen. Zoals voorheen dus facturen voor managementdiensten goed detailleren, de vergoeding afstemmen op de geleverde prestaties en ja, toch ook nog de juiste titel gebruiken voor de functie die u werkelijk uitoefent.